Fiscale Verkiezingsdebat 2025: een Verslag

Auteur(s):
Dog
Dog
Dog
Tax Trainee

Table of content

1. HET FISCALE VERKIEZINGSDEBAT 2025 – EEN OCHTEND IN NIEUWSPOORT

De zaal is gevuld met fiscalisten, beleidsmakers en adviseurs die de taal van tabellen spreken, maar vandaag kiezen voor het gesprek. Bas Jorissen opent met een simpele observatie: in campagne‑tijd praten we eindeloos over uitgaven, maar veel minder over wie, wanneer en waarom belasting betaalt. Die framing werkt de hele ochtend als kapstok. Het debat zal gaan over ontwerpkeuzes: progressie aan de tariefkant of via toeslagen, neutraliteit of sturing, stabiliteit of politieke wispelturigheid. Het publiek krijgt geen slogans, maar mechanismen. 

Deelnemers Fiscale Verkiezingsdebat 2025

Locatie & Datum:Nieuwspoort, Den Haag – 14 oktober 2025
Moderator:Bas Jorissen (Archipel Tax Advice)
Panel:Luc Stultiens (GroenLinks PvdA); Samantha Regtuijt (D66);  Tjebbe van Oostenbruggen (NSC); Pieter Grinwis (ChristenUnie), en; Wendy van Eijk (VVD)

Opzet Fiscaal Verkiezingsdebat 2025

Wat u in dit verslag vindt:  Een verhalend maar vaktechnisch verslag, met nadruk op het mechaniek achter standpunten. Waar politici elkaar in soundbites lijken te bestrijden, leggen we de fiscale hefboompjes bloot: marginale druk, grondslag vs. tarief, uitvoerbaarheid en tijdsconsistentie. 


2. ELEVATOR PITCHES – DRIE INGREPEN MET SYSTEEMIMPACT 

De vraag aan ieder van de panelleden: “Als ik helemaal zelf de fiscale spelregels mocht herschrijven voor een rechtvaardiger en toekomstbestendiger fiscaal stelsel in 2029, zouden dit mijn eerste drie ingrepen zijn:” [1 minuut p.p.] 

  1. Luc Stultiens (GroenLinks‑PvdA)
    Schetst een koerswijziging in drie stappen. Eén: een lastenverschuiving van arbeid naar kapitaal, om arbeidssurplus te ontzien en kapitaal‑ en milieu‑externe effecten eerlijker te prijzen. Twee: vereenvoudiging voor huishoudens die gevangen zitten in het toeslagencircus; minder voorschotrisico en meer voorspelbaarheid. Drie: vergroening via beprijzing van vervuiling en afbouw van fossiele voordelen. De onderliggende redenering: in het huidige stelsel worden vervuilers juist ontzien door subsidies op de uitstoot.
  2. Samantha Regtuijt (D66)
    Verbindt € 20 mld structurele verlichting op arbeid aan zwaardere beprijzing van vervuiling en een sterkere bijdrage uit vermogen. Haar doelvariabele is de marginale prikkel om extra uren te werken; daarnaast wil zij de effectieve benutting van MIA/Vamil/WBSO vergroten door voorspelbaarheid en lagere aanvraaglasten. 
  3. Tjebbe van Oostenbruggen (NSC)
    Kiest voor klassieke eenvoud: progressie terug in de tarieven, niet via een lappendeken aan kortingen/toeslagen. Tweede speerpunt is doelmatigheid: regelingen die bij evaluaties onvoldoende effect sorteren, moeten worden afgeschaald. Ten derde wil hij een werkgeversheffing op arbeidsmigratie om externe kosten te internaliseren en de instroom te richten op schaarsteberoepen. 
  4. Pieter Grinwis (ChristenUnie)
    Bouwt voort op een verzilverbare heffingskorting met huishoudcomponent en het afschaffen van toeslagen als voorschot. Doel: inkomenszekerheid en een vlak(ker) profiel van marginale druk – weg van pieken van 80–90% die nu in bandbreedtes ontstaan door cumulatie van afbouwpaden (arbeidskorting, huur‑ en zorgtoeslag, kinderopvang). 
  5. Wendy van Eijk (VVD)
    Legt het accent op voorspelbaarheid en uitvoerbaarheid. Zij wil nationale koppen op EU‑kaders (zoals ATAD) terugbrengen en is terughoudend met fiscaal instrumentalisme: niet elk beleidsdoel hoort via de belastingheffing. Voor ondernemers vraagt zij regelluwe stabiliteit: geen jaarlijkse ‘jojo’ in renteaftrek, verliesverrekening of energieheffingen. 

Kader: Jargon
Marginale druk: welk deel van een extra verdiende euro ‘weglekt’ via belastingen, premies en verlies van toeslagen/kortingen.
Instrumentalisme: maatschappelijke doelen primair via fiscaliteit nastreven. Dit kan effectief zijn als prikkel, maar risicovol voor de uitvoerbaarheid en stelselstabiliteit.
Grondslag vs. tarief: wat belast je (grondslag) en hoe zwaar (tarief)? Grondslagmaatregelen werken doorgaans breder en structureler dan tariefschuiven.


3. HYPOTHEEKRENTEAFTREK – NEUTRALITEIT, TIMING EN DE ALLOCATIEPUZZEL 

In de ‘warming‑up’-ronde vraagt de moderator het panel positie te kiezen bij twee scherpe stellingen:

  1. “De hypotheekrenteaftrek moet versneld worden afgeschaft”, of;
  2. “Woningbezit moet fiscaal gestimuleerd blijven; afschaffen is onrechtvaardig.”

De eerste handen gaan resoluut omhoog, maar al snel verschuift het gesprek van ja/nee naar hoe en wanneer. De kern blijkt niet één knop omzetten, maar het ontwerp van een pad: welk doel streef je na, in welk tempo, en via welke compenserende maatregelen? Een verslag:

  • ChristenUnie | Eigendomsneutraliteit als kompas [keuze: A]
    Pieter Grinwis (ChristenUnie) verplaatst de lens naar het eindbeeld: eigendomsneutraliteit. Niet de hypotheekrenteaftrek (“HRA”) zélf staat wat hem betreft centraal, maar het verkleinen van de fiscaal gedreven kloof tussen huren en kopen. Een abrupte ingreep in de HRA is volgens hem een symboolmaatregel die de bouwopgave niet helpt. Hij wil een voorspelbaar traject waarin de fiscale behandeling van de eigen woning (inclusief het eigenwoningforfait (“EWF”)) richting neutraliteit beweegt, met oog voor uitvoerbaarheid bij Belastingdienst en geldverstrekkers.
  • NSC | Tempo en macro‑context [keuze: B]
    Tjebbe van Oostenbruggen (NSC) zoomt in op timing. Het probleem met Stelling A schuilt volgens hem in het woordje ‘versneld’. Versnellen “midden in een wooncrisis” vergroot volgens hem immers de volatiliteit en onzekerheid. Hij schetst hoe de welvaarts- en budgettaire rekenkunde “in 2017, bij lage rente” gunstiger lag: dát was het moment om de HRA (versneld) af te schaffen, nu niet. Vooruitkijkend pleit hij voor een procyclisch pad: afbouwen mits de economie dat kan dragen—en met budgettaire demping, zodat de netto‑positie van huishoudens niet onnodig onder druk komt. Zijn vuistregel: laat de afbouw langzaam onder de verwachte inkomensgroei lopen, dan blijven schokken beheersbaar.
  • GroenLinks‑PvdA | Afbouw met terugsluis naar arbeid [keuze: A]
    Luc Stultiens (GroenLinks‑PvdA) kiest daarentegen duidelijk voor afbouw. De HRA is in zijn optiek een onnodige subsidie die zich kapitaliseert in hoge huizenprijzen en de ongelijkheid vergroot tussen insiders (zittende eigenaren) en outsiders (starters). Zijn partij beoogt daarom een twaalfjarig afbouwpad, niet om te schokken, maar om richting te geven. Cruciaal hierbij vindt hij de ‘terugsluis’: de opbrengst van de HRA-afschaffing moet naar ‘lagere lasten op arbeid’, zodat werken meer loont en de transitie inkomensrechtvaardig uitpakt.
  • VVD | Rust in de portemonnee en bouwen [keuze: B]
    Wendy van Eijk (VVD) houdt juist weer vast aan continuïteit; de woningmarkt komt niet los door fiscale schokken, maar door meer bouwvolume aan te moedigen en dat vereist onder andere voorspelbare financieringslasten. “Rust in de portemonnee” is voor haar de randvoorwaarde; aan de HRA tornen zonder harde zekerheid over bouwproductie en hypotheeklasten noemt zij contraproductief. In VVD‑optiek ondermijnt dat vertrouwen bij huidige én toekomstige eigenaren, en dus kopers / opdrachtgevers. Bovendien treft de afschaffing starters des te meer, zeker waar annuïtaire hypotheken de norm zijn, waardoor de starters er des te lastiger tussen komen nu de prijzen mede door huizenkrapte zo hoog zijn.
  • D66 | Geleidelijke afbouw met bescherming en tariefmix [keuze: A]
    Samantha Regtuijt (D66) legt een middenroute op tafel: afbouw ja, maar geleidelijk en met bescherming voor bestaande leningen. Concreet: gedurende de helft van de resterende looptijd blijft de aftrek gelden; dat geeft huishoudens aanpassingstijd. D66 wil de opbrengst inzetten via de tariefmix in de inkomstenbelasting om koopkrachtbreuken te dempen en de marginale druk op extra uren werken te verlagen.
  • Moderator‑samenvatting | convergentie onder het oppervlak
    Achter de accentverschillen ligt een gedeelde erkenning dat (i) fiscale regels prijseffecten hebben via de netto contante waarde van woonlasten, (ii) dat padsturing betrouwbaarder werkt dan fiscale shocks, en (iii) dat opbrengsten doelgericht kunnen -en zouden moeten- worden ingezet binnen het box 1-domein, en dus eigenlijk door lagere lasten op arbeid. De echte meningsverschillen zitten in tempo, compensatiekanaal en risicoperceptie.
  • Mechaniek | waarom rente en tempo allesbepalend zijn
    De HRA en het EWF zijn de twee pilaren van de eigenwoningregeling in box 1 van de inkomstenbelasting; de HRA stelt eigenwoningbezitters in staat om de rente op belastbare box 1-inkomen in mindering te brengen, terwijl het EWF weer een WOZ-waarde gerelateerde bijtelling in diezelfde box creëert waardoor het voordeelsaldo aan aftrek en bijtelling lager uitvalt naarmate het huis meer waarde is en/of men meer heeft afgelost (en dus either way meer vermogen in de eigen woning heeft opgebouwd). Een netto lagere rentelast door (hogere) HRA vergroot de betaalcapaciteit van woningkopers maar drijft aldus ook de prijzen op, en afbouw werkt omgekeerd. Het renteregime en het afbouwtempo bepalen zo dus wie er welvaartswinst of ‑verlies neemt (starters vs. zittende eigenaren).
[Topic‑kader] De eigenwoningregeling in gewone taal De hypotheekrenteaftrek is het recht om betaalde hypotheekrente van het box 1-inkomen af te trekken, dat voor het overige doorgaans veelal uit loon of zzp-inkomen bestaat. Doordat de eigenwoningbezitter hiermee alleen belasting betaalt over het saldo (loon -/- hypotheekrente) in plaats van de hypotheekrente ‘uit het netto-inkomen’ betaalt, verlaagt deze faciliteit de netto woonlasten en dat vergroot dus de betaalcapaciteit (voor een eigen woning).
Aan de andere kant staat het eigenwoningforfait; een forfaitaire bijtelling die het ‘woongenot’ belast op basis van de WOZ-waarde van een woning. Dat vermindert de renteaftrek weer gedeeltelijk, en heeft een sterker effect bij waardevollere huizen (i.e.: zo is het relatieve voordeel van de HRA kleiner bij mensen met duurdere huizen).Het fenomeen ‘prijs‑kapitalisatie’ houdt in dat fiscale voordelen (zoals de HRA) zich vertalen in hogere huizenprijzen. Afschaffen van  zulke voordelen kan (‘verhitte’) prijzen dus drukken, maar de marktuitkomst hangt af van rente, tempo en verwachtingen. Op een ‘oververhitte’ woningmarkt (waarop de prijs sowieso al hoog is, bijvoorbeeld door woningschaarste) kan een effect evengoed zijn dat outsiders er des te minder in slagen om ‘ertussen te komen’, bijvoorbeeld omdat ze door het afbouwen/afschaffen van de HRA minder aflos- en dus leencapaciteit hebben zonder dat de prijzen een rechtevenredige daling laten zien.Transitievraagstukken in dit regime gaan dus over wie de klap of meevaller krijgt. Met geleidelijke paden, bescherming voor lopende leningen en tariefcompensatie kun je schokken beperken en het systeem eerlijker maken – en wat er eerlijk is, hangt erg af van wiens perspectief je aanneemt (de zittende huiseigenaar of de starter op de markt) en wat je politieke kleur is (huizenbezit steunen of dat budget gebruiken voor andere doelen of middelen?).


4. HOT‑SEAT – VIJF OGENSCHIJNLIJK ‘PARTIJ-UNIEKE’ FICHES ONDER DE LOEP 

4.1 NSC | Expatregeling/ETK: richten of rust?

  1. Tjebbe van Oostenbruggen (NSC)
    neemt plaats op de ‘hot seat’ en begint met een scherpe constatering: de 30%-regeling (forfaitaire vergoeding voor extraterritoriale kosten) is in de huidige vorm te generiek. De salarisnorm (rond €50.000 in recente jaren) haalt volgens hem ook niet‑schaarse functies binnen. “We zijn een verslaving aan goedkope arbeidsmigratie aan het subsidiëren,” zegt hij, doelend op sectoren die volgens NSC structureel leunen op laagbetaalde arbeid. “We subsidiëren nu distributiedozen en slachthuizen.” Het voorstel: de regeling op (en beperken tot) bewezen schaarste‑sectoren (informatie‑ en communicatietechnologie en techniek) en versoberen waar het instrument te ruim uitpakt. Ook de ETK-regeling (extraterritoriale‑kostenregeling) wil hij in dat licht bezien.
  2. Wendy van Eijk (VVD)
    Komt daar overheen: “Elke poging tot sectorafbakening eindigt in een uitvoeringsmoeras.” Volgens haar laten eerdere ‘nachtelijke’ versoberingsrondes zien dat onzekerheid rond deze regeling direct vestigingsklimaateffecten heeft: internationale bedrijven haken af of stellen beslissingen uit. Haar remedie is rust en voorspelbaarheid—een stabiele horizon waarop werkgevers en talent kunnen plannen.
  3. Samantha Regtuijt (D66)
    Zet nog een stap verder in die redenering: “Laat ondernemers bepalen waar de schaarste zit. Den Haag kan dat niet realtime bijhouden.” Zij ziet in de 30%-regeling een instrument dat, mits met strakke naleving en duidelijke drempels, de juiste mensen aantrekt. De kern van haar bezwaar is informatie‑asymmetrie: sectorlijsten verouderen sneller dan wetgeving kan bijblijven.
  4. Moderator
    Legt de vinger bij een compromis: kan doelmatigheid zónder juridisch en uitvoerings‑risico? Van Oostenbruggen ziet een tussenvorm: algemene versobering (kortere duur, lagere forfaitaire percentages, hogere salarisdrempel) gecombineerd met gerichte verruiming voor bewezen schaarste, vastgelegd in flexibele beleidsregels die periodiek worden geijkt. Van Eijk blijft waarschuwen voor een “institutionele jojo”: elk jaar ‘het sectorenlijstje’ bijstellen is precies wat bedrijven wegjaagt. Regtuijt wijst op versterking van handhaving op misbruik in plaats van het herkneden van de regeling.
  5. Analyse in gewone taal:
    Het ‘richten’ van de nu generieke expatregeling preciseert het doelbereik (meer euro’s naar de gekozen schaarste, geen daarbuiten), maar kost rechtszekerheid: definities van ‘ICT’ of ‘techniek’ zijn fluïde en een bron van bezwaar. Een generieke versobering is eenvoudiger en beter uitvoerbaar, maar laat kansen liggen op finetuning. De beleidsvraag is dus: hoeveel complexiteit zijn we bereid te betalen voor meer doelmatigheid? Overigens is de 30%-regeling afgelopen jaar nog beoordeeld als een doelmatig middel, dat (1) meer oplevert dan kost, en (2) bedrijven helpt om schaars talent op een administratief efficiënte wijze vanuit het buitenland naar Nederland te werven – doelmatigheid is daarmee ook een kwestie van smaak of kleur (arbeidsmigratie vs. kennismigratie, huizenmarkt vs. concurrentie- en innovatievermogen).

[Topic‑kader] Wat de 30%-regeling en ETK-regeling precies doen
De 30%-regeling is een forfaitaire vergoeding (30% van het loon vanaf een bepaalde ‘ondergrens’ (ca. €50.000) die de schaarste aantoont, en tot een bepaald maximum (Balkenendenorm) die excessen voorkomt) die werkgevers belastingvrij mogen geven aan uit het buitenland aangeworven werknemers voor ‘extraterritoriale kosten’: de ‘inbound’-variant van uitvoeringskosten voor een klus in het buitenland, zoals kosten voor reis en verblijf.
Denk voor expats dan vooral aan kosten zoals taallessen, kennismakingsreizen, verhuiskosten of dubbele huisvesting. De Extraterritoriale‑kostenregeling is het werkelijke‑kosten‑alternatief (geen 30% forfait maar bonnetjes belastingvrij vergoeden). Een salarisdrempel fungeert als praktische schaarstefilter. Gerichte (sectorale) afbakening van de 30%-regeling kan ‘doelmatiger’ zijn, maar verhoogt uitvoeringslasten en juridisch risico (creatieve job titles, besluiten die de markt niet bijhouden). Een generieke versobering is eenvoudiger, maar minder ‘scherp’ op schaarste.

4.2 CU | Erf‑ en schenkbelasting: twee tarieven, minder faciliteiten

  1. Pieter Grinwis (ChristenUnie)
    Grinwis opent met een principiële keuze: de erf- en schenkbelasting is een van de minst verstorende belastingen – het geld wordt immers om niet verkregen – maar in de huidige vorm is het stelsel te complex en daardoor kwetsbaar voor arbitrage. Zijn voorstel: terug naar twee tarieven (19% en 38%), hogere vrijstellingen in de eerste graad, en het samenvoegen van tariefgroepen. “Eenvoud is geen esthetiek, maar een compliance strategie,” stelt hij. De maatregel levert volgens CPB-berekeningen €1,2 miljard extra op, bovenop de huidige €3,8 miljard.
  2. Wendy van Eijk (VVD)
    Waarschuwt voor lastenverzwaring onder het mom van vereenvoudiging: “Versimpelen mag, verzwaren niet.” Ze erkent de wenselijkheid van minder tariefgroepen, maar stelt dat het netto-effect op de belastingdruk doorslaggevend is.
  3. Tjebbe van Oostenbruggen (NSC)
    Richt zich op de ‘snoepjes’ in het stelsel: “Het rekenforfait is een fiscale fantasie waarmee je op papier kunt weg schenken.” Hij pleit voor het schrappen van uitzonderingen die eenvoud en rechtvaardigheid ondermijnen.
  4. Luc Stultiens (GroenLinks-PvdA)
    Steunt het snoepjessaneren, maar wil ook de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) onder de loep nemen: “Die is de afgelopen twintig jaar steeds verder verruimd. Tijd voor een reality check.”
  5. Moderator
    Vraagt naar de balans tussen continuïteit en gelijkheid. Grinwis en Van Eijk bepleiten rust: “Laat de BOR nu eens vijf tot tien jaar met rust.” NSC wil een heldere afbakening tussen ondernemings- en beleggingsvermogen. GL-PvdA stelt dat de BOR een sluiproute is geworden en vraagt om herijking.
  6. Analyse in gewone taal:
    De erf- en schenkbelasting raakt vermogen dat zonder tegenprestatie wordt verkregen. Minder tariefgroepen maakt het stelsel begrijpelijker, maar alleen als sluiproutes tegelijk worden gedicht. De BOR is een spanningsveld: continuïteit en werkgelegenheid versus gelijke behandeling van actief en passief vermogen. Echte vereenvoudiging vraagt niet alleen minder tarieven, maar ook robuuste waarderingsregels en antimisbruiknormen. De vraag is: hoeveel stabiliteit gun je ondernemers, en hoeveel gelijkheid gun je erfgenamen?

[Topic‑kader] Erf‑ en schenkbelasting uitgelegd

De erf- en schenkbelasting belast vermogen dat zonder tegenprestatie wordt verkregen. Tarieven en vrijstellingen verschillen per relatie tot de overdrager. De BOR (bedrijfsopvolgingsregeling) biedt forse vrijstellingen voor ondernemingsvermogen, bedoeld om familiebedrijven fiscaal soepel over te dragen. Maar de afbakening tussen ondernemings- en beleggingsvermogen is complex, en de regeling wordt soms gebruikt voor passieve vermogensoverdracht. Minder tariefgroepen en hogere vrijstellingen kunnen het stelsel vereenvoudigen, maar alleen als uitzonderingen worden aangepakt.

4.3 D66 | Aof‑premiedifferentiatie voor innovatie/duurzaamheid 

  • Samantha Regtuijt (D66)
    Presenteert een opvallende nieuwkomer: een premiekorting op de Aof (Arbeidsongeschiktheidsfonds) voor werkgevers die aantoonbaar innoveren of verduurzamen. Haar redenering: “Niet elke prikkel hoeft via de VPB of een aftrekpost. Een korting op de loonsom kan investeringsbeslissingen dichter op de werkvloer beïnvloeden.” Ze ziet het als een gerichte knop, die bovendien minder gevoelig is voor belastingplanning dan winstgerelateerde regelingen. “Je kunt niet schuiven met loonsom.”
  • Luc Stultiens (GroenLinks-PvdA)
    Vraagt zich af waarom een nieuwe regeling nodig is: “We hebben al bewezen effectieve instrumenten: WBSO, Innovatiebox, MIA/Vamil. Waarom nog een extra knop erbij?” Hij wijst op het risico van uitvoeringslasten en afbakeningsdiscussies: “Wat telt als innovatie? Wie certificeert dat? En hoe voorkom je greenwashing?”
  • Tjebbe van Oostenbruggen (NSC)
    Is gematigd positief: “Wij zetten ook extra in op bestaande regelingen, maar een extra prikkel op de loonsom kan helpen, mits strak afgebakend.” Hij stelt voor om de regeling te koppelen aan bestaande WBSO-documentatie of erkende certificeringskaders, zodat de administratieve last beperkt blijft.
  • Wendy van Eijk (VVD)
    Plaatst een principieel bezwaar: “Premies zijn verzekeringstechnisch bedoeld. Als je ze gaat gebruiken voor beleidsdoelen, vervaagt het onderscheid tussen verzekering en subsidie.” Ze waarschuwt voor precedentwerking: “Als je hier begint, waar stop je dan?”
  • Moderator
    Zoekt een middenweg: een tijdelijke pilot met sunset-clausule, duidelijke evaluatiecriteria en een lichte administratieve last voor mkb. Regtuijt is voor: “Evidence-based opschalen of stoppen.” CU en VVD blijven kritisch op het premiekanaal, maar onderschrijven het doel: tijdconsistente prikkels voor innovatie.
  • Analyse in gewone taal:
    Een Aof-premiekorting voor innovatie en duurzaamheid is een onconventionele prikkel. Het idee is dat werkgevers die aantoonbaar bijdragen aan maatschappelijke doelen, minder premie betalen. Dat kan effectief zijn, mits de regeling strak wordt afgebakend en gekoppeld aan bestaande certificering. Tegelijkertijd roept het vragen op over precedentwerking: als je premies inzet als beleidsinstrument, vervaagt het onderscheid tussen verzekering en subsidie. De beleidsvraag is dus: kun je een loongerelateerde prikkel inzetten zonder het stelsel te vervormen.
     

[Topickader] Wat is de Aof-premie, en waarom is dit voorstel bijzonder?
De Aof-premie is een werkgeversbijdrage aan het Arbeidsongeschiktheidsfonds, bedoeld om uitkeringen te financieren voor werknemers die langdurig arbeidsongeschikt raken. De premie is traditioneel gekoppeld aan het risico dat een werkgever loopt (bijvoorbeeld sector of grootte), niet aan investeringsgedrag. Het voorstel van D66 om deze premie te verlagen voor werkgevers die innoveren of verduurzamen, introduceert een beleidsprikkel via een verzekeringskanaal. Dat is bijzonder, omdat het de klassieke scheiding tussen verzekering en subsidie doorbreekt. Voor een succesvolle invoering zijn strakke definities, lage transactiekosten en snelle evaluatie cruciaal. Denk aan koppeling met WBSO-aanvragen of erkende duurzaamheidscertificaten.

4.4 GroenLinks-PvdA | Werkgeversheffing van 15% op lonen boven de WNT‑norm (‘Balkenendenorm’)

  • Luc Stultiens (GroenLinks-PvdA)
    Stultiens zet een stevige maatregel op tafel: een werkgeversheffing van 15% op het deel van de beloning boven de WNT-norm (Wet normering topinkomens, ca. €246.000). Zijn redenering is principieel: “Als we moeten kiezen tussen snijden in zorg en onderwijs of een extra bijdrage van sterke schouders, dan is de keuze voor ons helder.” Hij wijst op de opbrengst: €1,4 miljard volgens CPB-doorrekening. “Is het leuk? Nee. Is het rechtvaardig? Ja.”
  • Wendy van Eijk (VVD)
    Reageert fel: “Dit is een recept voor cumulatieve druk.” Ze rekent voor: het GL-PvdA-programma kent een box 1-toptarief van 55%, en met deze extra werkgeverslast kan de effectieve druk richting 70% gaan. “Dat heeft bewezen gedragseffecten: verschuiving naar aandelenbeloningen, of talent dat naar mildere regimes uitwijkt.”
  • Moderator
    Voegt een technisch punt toe: “Hoe werkt dit bij piekinkomsten, zoals een stock appreciation right bij een startup-exit? Als die tegen 70% wordt belast, krijg je forse liquiditeitsrisico’s.” Governance-maatregelen zoals bonusplafonds en lock-ups kunnen perverse prikkels dempen, maar vergen strakke handhaving.
  • Luc Stultiens (GroenLinks-PvdA)
    Erkent de knelpunten, maar wijst op het macroplaatje: “Goede infrastructuur, onderwijs en R&D houden talent hier. Belastingen zijn niet de enige vestigingsfactor.” Hij pleit voor overgangsrecht en beloningscodes om extreme ontwijking te voorkomen.
  • Analyse in gewone taal:
    Een werkgeversheffing boven de WNT-norm is juridisch een werkgeverslast, maar economisch wordt die vaak gedeeld via brutolonen en beloningsmix. Het risico zit in cumulatie: bij hoge inkomens kan de totale druk richting 70% gaan, wat gedragseffecten oproept (uitwijking, beloningsstructuur aanpassen). Governance-maatregelen en transparantie zijn cruciaal om weglek te beperken. De beleidsvraag: hoeveel solidariteit mag kosten in termen van concurrentiekracht?

[Topickader] Wat betekent zon heffing in de praktijk? De WNT-norm (Wet normering topinkomens) stelt een maximum voor publieke beloningen (ca. €246.000). Het voorstel van GL-PvdA voegt daar een werkgeversheffing van 15% boven die grens aan toe. Juridisch is dit een werkgeverslast, maar economisch wordt die vaak gedeeld: via lagere brutolonen, verschuiving naar aandelenopties of internationale mobiliteit. Governance-maatregelen (bonusplafonds, lock-ups) en transparantie over totale beloningsdruk zijn nodig om perverse prikkels te voorkomen. Zonder die waarborgen kan de maatregel leiden tot ontwijking of talentvlucht

4.5 Accijns & CO₂‑kop: stabiliteit versus prikkel 

  • Wendy van Eijk (VVD)
    Verdedigt twee controversiële keuzes: verlenging van de accijnsverlaging op brandstoffen tot 2030 en het schrappen van de nationale CO₂-kop bovenop het Europese ETS. Haar kern: “Betaalbaarheid en level playing field eerst. Liever groen hier dan grijs elders.” Ze wijst op grensregio-effecten: “Als wij duurder zijn dan België en Duitsland, tankt men daar. Dat kost banen.”
  • Pieter Grinwis (ChristenUnie)
    Vraagt waarom de VVD kiest voor incidentele verlagingen: “Het amendement-Heinen was een noodgreep tijdens de energiecrisis. Nu structureel verlengen is jojo-beleid.” Hij noemt het: “een verkiezingscadeau van €1,7 miljard dat pas in 2032 is afbetaald.”
  • Tjebbe van Oostenbruggen (NSC)
    Wil stabiliteit: “We zijn het enige land dat accijns jaarlijks indexeert. Dat maakt benzine elk jaar duurder. Leg een redelijke prijs vast en stop met jojo-beleid.”
  • Luc Stultiens (GroenLinks-PvdA)
    Waarschuwt voor klimaatvertraging: “De CO₂-kop schrappen nu, terwijl doelen niet gehaald worden, dwingt straks tot hardere maatregelen. Ondernemers worden gek van koerswijzigingen.”
  • Moderator
    Zoekt naar consistentie: “Kun je met CBAM (Carbon Border Adjustment Mechanism) en maatwerkafspraken de innovatiedruk behouden zonder oneerlijke concurrentie?” VVD zegt: eerst randvoorwaarden op orde (netcapaciteit, vergunningen, personeel), dan sturen. GL-PvdA zegt: prijsprikkel nu al nodig. CU en NSC vragen om een meerjarig pad: “Geen jaarlijkse koersschuiven.”
  • Analyse in gewone taal:
    Accijnsverlaging en het schrappen van een CO₂-kop zijn keuzes tussen betaalbaarheid en prikkelwerking. Een verlaging helpt koopkracht en concurrentiepositie, maar kost miljarden en vertraagt vergroening. Een CO₂-kop bovenop ETS verhoogt de prijsprikkel voor verduurzaming, maar kan weglek veroorzaken zonder grenscorrecties. De beleidsvraag: hoe combineer je klimaatdoelen met investeringszekerheid?

[Topickader] Hoe werken accijns en CO-prikkels samen?
Accijns op brandstof is een verbruiksbelasting die direct doorwerkt in consumentenprijzen. Verlaging helpt koopkracht, maar ondermijnt de klimaatdoelen en kost miljarden. De CO₂-kop is een nationale toeslag bovenop het Europese ETS (Emissions Trading System), bedoeld om extra prikkels te geven voor emissiereductie. Schrappen van die kop verlaagt kosten voor industrie, maar vermindert de prikkel om te vergroenen. CBAM (Carbon Border Adjustment Mechanism) kan weglek beperken door CO₂-intensieve importen te belasten. Een meerjarig tariefpad en stabiele randvoorwaarden zijn cruciaal om investeringszekerheid te bieden.


5. DRIE THEMADISCUSSIES – WAAR DE TECHNIEK HET ECHT DOET 

5.1 IB‑stelsel & toeslagen: van voorschot naar verzilvering 

  • Pieter Grinwis (ChristenUnie)
    Trekt het gesprek meteen naar de kern: zekerheid en eenvoud. Hij pleit voor het afschaffen van toeslagen en een groot deel van de heffingskortingen, en het introduceren van één verzilverbare heffingskorting met een huishoudcomponent. “Voorschotten eruit, zekerheid erin.” Volgens hem moet inkomensprogressie weer via het tarief lopen, niet via een lappendeken aan afbouwpaden. Op de vraag of de marginale druk in het begin dan niet oploopt, antwoordt hij: “Ik heb het zo vormgegeven dat de marginale druk nergens hoger dan 50% ligt. Je moet in één oogopslag kunnen zien wat je overhoudt—zonder een fiscalist te bellen.” Grinwis fileert ook de politieke reflex: “We moeten het koopkrachtfetisjisme achter ons laten. Minder knoppen betekent soms ook dat je niet elk jaar bijstuurt met een ‘Augustus‑maatregel’—dat is de prijs van vereenvoudiging.”
  • Tjebbe van Oostenbruggen (NSC)
    Benadrukt de uitvoerbaarheid: “Mensen met flexcontracten of wisselende uren kunnen niet elke week hun voorschot bijstellen. Hebben = houden zou het principe moeten zijn.” NSC pleit daarom voor proactieve dienstverlening en waar mogelijk automatische toekenning. Over tempo zegt hij: “We hebben progressiviteit in toeslagen geperst. Dat moet terug naar normale tarieven.”
  • Wendy van Eijk (VVD)
    Staat inhoudelijk sympathiek tegenover de richting, maar zet de padbewaking centraal: “Grote stelselverbouwingen veroorzaken koopkrachtgolven. Wie betaalt de rekening, en kan de Belastingdienst het aan?” Ze wil “realistische stapjes”—verbouwing in fasen, met nadruk op uitvoerbaarheid.
  • Samantha Regtuijt (D66)
    Bevestigt het doelbeeld (arbeid ontzien, eenvoud), maar herinnert aan het herverdelingsvraagstuk: “Je kunt met belastingen prikkelen en herverdelen, maar niet alles via de fiscaliteit willen. Als je toeslagen afschaft, moet je helder zijn hoe je kwetsbare groepen borgt.”
  • Moderator
    Vat samen: er is convergentie op richting (minder knoppen, progressie via tarief, toeslagenschade voorkomen), maar frictie op tempo, afbakening en IT‑uitvoering. De strategische vraag is wat eerst: politiek ontwerp of IT‑realiteit?
  • Analyse in gewone taal:
    Het huidige stelsel stapelt afbouwpaden (arbeidskorting, zorg/huur/kinderopvangtoeslag, etc.). Daardoor ontstaan piekmarges (80–90%) in smalle inkomensbanden; extra werken loont dan nauwelijks. Een verzilverbare heffingskorting met huishoudcomponent en progressie via tarieven maakt het profiel vlakker en voorspelbaarder. De prijs is discipline: minder jaarlijkse knopjes om te corrigeren. Belangrijk is bovendien uitvoering: automatische toekenning, realtime‑gegevens en robuuste IT om “hebben = houden” waar te maken.

[Topickader] Marginale druk: waarom kan die zo hoog worden? Mechaniek: iedere inkomensafhankelijke regeling daalt naarmate het inkomen stijgt. Stapeling van zulke afbouwpaden + belasting/premie → piekmarges.Gevolg: extra uren leveren weinig netto op; dat remt arbeidsparticipatie/uren.Oplossing: minder afbouwpaden, verzilverbare kortingen en progressie in tarieven (transparant in de tabel).
[Topickader] Van voorschot naar verzilvering (en ‘hebben = houden’) Voorschotmodel: je krijgt vooraf geld op basis van geschat inkomen; achteraf volgt terugvordering → stress en schuldenrisico.Verzilvering: je krijgt ex post het recht als uitbetaling (als je onvoldoende belasting betaalt om te verrekenen).Wat vraagt dit? Betere datastromen (loon/uitkeringsgegevens), automatische toekenning, en helder overgangsrecht.

5.2 Innovatie & vestigingsklimaat: consistentie van prikkels 

  • Wendy van Eijk (VVD)
    Zet de lijnen uit: bewezen instrumenten overeind en stabiel (WBSO, Innovatiebox). “Laat ondernemers zien dat ze op ons kunnen bouwen.” Verder: verliesverrekening vooral laten zoals die is—niet elk jaar morrelen aan perioden of drempels. En op renteaftrek pleit VVD voor aansluiting bij Europa: “Aligneren met ATAD, niet nationaal verzwaren.”
  • Luc Stultiens (GroenLinks‑PvdA)
    Is het eens met het belang van WBSO/Innovatiebox, maar kiest op grondslag voor steviger remmen: “Een 20%-EBITDA‑cap helpt excessieve leverage te temperen.” Tegelijk wil GL‑PvdA de WBSO verruimen en werknemersparticipatie breed mogelijk maken: “Als het goed gaat, deelt de medewerker mee.”
  • Tjebbe van Oostenbruggen (NSC)
    Herinnert eraan dat verliesverrekening in wezen periodetoerekening is, geen subsidie: “Het hoort bij het totaalwinstbeginsel.” NSC kan leven met strakke, maar stabiele regels. Hij wijst er fijntjes op dat het maximeren van carry forward (bijv. tot 6 jaar) eerder ook VVD‑idee was—goed als het stelselbreed klopt en niet ieder jaar verschuift.
  • Moderator
    Legt een paradox op tafel: “Je verruimt WBSO en innovatieregelingen, maar knijpt tegelijk renteaftrek en verliesverrekening. Bij R&D‑cycli zijn juist cash‑burn en tijdelijke verliezen normaal. Hoe voorkom je dat de linkerhand subsidieert wat de rechterhand beperkt?”
  • Wendy van Eijk (VVD)
    Antwoordt met focus: “Minder generiek (rente/verlies), meer doelgericht (WBSO, Innovatiebox, werknemersparticipatie). Daar profiteren start‑ en scale‑ups aantoonbaar van.”
  • Analyse in gewone taal:
    Innovatiebeleid werkt als grondslagregels stabiel zijn en prikkels voorspelbaar. WBSO/Innovatiebox stimuleren R&D‑inspanningen; werknemersparticipatie bindt talent. Beperkingen op rente en verlies vertragen investeringen als ze te hard ingrijpen in vroege fases. De kunst is consistentie: zet prikkels in waar ze impact hebben, snijd waar excessen ontstaan, en borg meerjarig beleid zodat investeringen niet vastlopen op jojo‑beleid.

[Topickader] R&D‑instrumenten 101 WBSO: loonkostensubsidie via loonheffing voor S&O‑uren—laagdrempelig, directe cash‑flow.Innovatiebox: verlaagd VPB‑tarief op winst uit innovatie—rendementsprikkel ná succesvolle R&D.MIA/Vamil: milieu‑investeringen fiscaal aantrekkelijk (aftrek/versnelde afschrijving).Werknemersparticipatie: fiscaal‑juridische vormgeving (box 1/2/3) maakt of breekt het effect.
[Topickader] Renteaftrek & verliesverrekening – waar schuurt het? ATAD kader: 30% EBITDA cap op netto rente, met uitzonderingen.Start/scale ups: hebben vaak negatieve EBITDA → renteaftrek verdampt.Verliesverrekening: essentieel om cycli te dempen; beperk duur of bedrag te streng, en je straft groei investeringen.

5.3 Vermogen, timing en gelijkheid: vrucht of boom? 

  • Luc Stultiens (GroenLinks‑PvdA)
    Positioneert helder: een platte 1% vermogensheffing over box‑overstijgende grondslag (eigen woning uitgezonderd). “Anders schuift vermogen naar de goedkoopste box.” De inzet is ongelijkheidsreductie en opbrengst: “Het is uitvoerbaar en betaalbaar. En ja: sterke schouders dragen meer.”
  • Tjebbe van Oostenbruggen (NSC)
    Verzet zich tegen een flat tax op vermogen: “Dat is juridisch kwetsbaar en oneerlijk in verliesjaren. Belast het werkelijke rendement—rente, dividend, koerswinst—via de Wet werkelijk rendement.” Hij wijst op dry‑income en liquiditeit: “Bij –10% rendement toch 1% heffen? Dan wil je óók 1% aftrek bij verlies. Dat vraagt een heel ander stelsel.”
  • Pieter Grinwis (ChristenUnie)
    Noemt de 1%‑heffing een ‘verlegenheidsoplossing’ die CU in de doorrekening tóch inzet—uit dekkingsnoodzaak (o.a. defensie) en het argument dat wie veel vermogen heeft ook veel te beschermen heeft (“verzekeringspremieredenering”). Maar hij is twijfelend: “De charme van eenvoud is groot, maar een stelsel op basis van werkelijk rendement vergt een leger aan ambtenaren. We moeten heel precies ontwerpen om de boom (ondernemerschap) niet te kappen als je de vruchten wilt belasten.”
  • Wendy van Eijk (VVD)
    Is tegen een platte vermogensheffing: “Oneerlijk en onwerkbaar. Bewaak de balans tussen box 1/2/3 en belast inkomen uit vermogen tegen een redelijk tarief. Vermijd arbitrage en kapitaalvlucht.”
  • Samantha Regtuijt (D66)
    Legt de brug naar arbeid: “Lasten op arbeid omlaag vraagt meer bijdrage uit vermogen. Je moet iets doen aan vermogensongelijkheid—maar met oog voor liquiditeit en rechtszekerheid.”
  • Moderator
    Vat de ontwerpkeuzes samen: eenvoud vs. nauwkeurigheid, opbrengst vs. liquiditeit, rechtszekerheid vs. uitvoeringslast. En wijst op timing: “Hoe faseer je in, hoe reken je verliezen toe, en wat doe je met illiquide assets?”
  • Analyse in gewone taal:
    Een platte vermogensheffing is eenvoudig en snel uitvoerbaar, maar raakt verliesjaren en illiquide vermogens zwaar; juridisch kwetsbaar zonder zorgvuldige rechtsgrond en hardheidsclausules. Werkelijk rendement is rechtvaardiger per jaar, maar vraagt waarderingsregels (jaar/meerjaren), verliesverrekening, en liquiditeitstoetsen (uitstel/spreiding bij illiquide posities). Een hybride route (bijv. voorheffing met latere afrekening) kan werken, maar verhoogt de complexiteit en het procesrisico.

[Topickader] De drie boxen (kort maar nuttig) Box 1: werk & woning (progressief tarief).Box 2: aanmerkelijk belang (dividend/verkoopwinst).Box 3: sparen & beleggen (overgang naar werkelijk rendement/forfaitmix). Arbitrage ontstaat bij timing/structuur tussen boxen; beleid moet tarief‑/grondslagharmonie borgen.
[Topickader] ‘Dry income’ & liquiditeit Dry income: heffing zonder cash (bijv. ongerealiseerde waardestijging).Risico: verkoop/belenen druk of uitstelgedrag.Mitigatie: drempels, uitstel/gespreide betaling, verliesverrekening, en heldere waarderingsbandbreedtes.
[Topickader] Werkelijk rendement vs. platte heffing – wat vraagt de uitvoering? Werkelijk rendement: regels voor waardering, toerekening in tijd, verliezen (carry forward/back), illiquiditeit (uitstel).Platte heffing: eenvoud en stabiele opbrengst, maar rechtsbescherming en hardheidsclausules nodig bij grote volatiliteit.Hybride: voorheffing (cash friendly) met periodieke true up—werkt, mits antimisbruik en IT proces op orde zijn.


6. PUBLIEKSVRAGEN – IMPLICIETE LASTEN EN DE BOR‑MOEHEID 

6.1 Impliciete lasten via niet-indexeren: sluiproute of soberheid?

  • Vraag uit publiek (Arvid van der Waard):
    “Waarom wordt er eigenlijk nooit geïndexeerd? Is dat niet gewoon een sluipende lastenverzwaring?”
  • Pieter Grinwis (ChristenUnie)
    Reageert direct: “Dat is precies wat het is. Niet-indexeren is een vorm van fiscale lafheid. Je verhoogt de lasten zonder dat het opvalt.” Hij pleit voor expliciete keuzes: “Als je lasten wilt verhogen, zeg het dan. Maar doe het niet via de achterdeur.”
  • Wendy van Eijk (VVD)
    Zet daar een nuance bij: “Indexeren klinkt logisch, maar je moet ook kijken naar de macro-economische context. Soms is het juist verstandig om de reële druk iets te laten oplopen, bijvoorbeeld bij oververhitting.” Ze pleit voor transparantie: “Laat zien wat je doet, en waarom.”
  • Luc Stultiens (GroenLinks-PvdA)
    Ziet indexatie als een rechtvaardigheidsvraagstuk: “Als je de belastingdruk niet aanpast aan inflatie, verschuift de verdeling. Lagere inkomens worden relatief zwaarder belast.” Hij pleit voor automatische indexatie, tenzij er een expliciete reden is om daarvan af te wijken.
  • Moderator
    Vat samen: niet-indexeren is beleidsmatig een keuze, maar vaak zonder debat. De vraag is of je de reële druk transparant maakt, en of je indexatie als norm of uitzondering beschouwt.
  • Analyse in gewone taal:
    Veel belastingparameters (vrijstellingen, schijven, drempels) worden nominaal vastgezet. Bij inflatie stijgt het inkomen, maar niet de grens—dus betaal je meer belasting over hetzelfde koopkrachtbedrag. Dat heet fiscale sluipdruk. Indexatie voorkomt dat, maar kost geld. De beleidsvraag is: wil je lastenverzwaring expliciet maken, of via inflatie laten gebeuren?
     

[Topickader] Wat is fiscale sluipdruk? Mechaniek: bij inflatie stijgt inkomen, maar niet de belastinggrens → hogere druk.Gevolg: mensen schuiven in hogere schijven zonder reële koopkrachtwinst.Oplossing: automatische indexatie van parameters (zoals in België), of expliciete jaarlijkse herijking.

6.2 BOR-moeheid: stabiliteit of herijking?

  • Vraag uit publiek (Maurits Vedder):
    “De BOR komt in elk verkiezingsprogramma terug. Is het niet tijd voor een fundamentele herijking?”
  • Wendy van Eijk (VVD)
    Is resoluut: “De BOR is een stabiele pijler onder familiebedrijven. Als je daar elk jaar aan morrelt, jaag je ondernemers weg.” Ze pleit voor een meerjarig moratorium: “Laat het vijf jaar met rust.”
  • Tjebbe van Oostenbruggen (NSC)
    Wil juist herijken: “De BOR is bedoeld voor ondernemingsvermogen, niet voor passieve beleggingen. Maar die grens is vaag geworden.” Hij pleit voor heldere definities, waarderingsregels en handhaafbare criteria.
  • Luc Stultiens (GroenLinks-PvdA)
    Ziet de BOR als een sluiproute: “Er zijn constructies waarbij vastgoedportefeuilles onder de BOR vallen. Dat is niet de bedoeling.” Hij wil een doelmatigheidstoets: “Wat levert het op qua werkgelegenheid en continuïteit?”
  • Pieter Grinwis (ChristenUnie)
    Zoekt de middenweg: “De BOR is waardevol, maar moet begrijpelijk en uitlegbaar zijn. Als je het niet kunt uitleggen aan een mbo’er met een eigen zaak, is het te complex.”
  • Moderator
    Vat samen: de BOR is een gevoelig instrument met grote impact. Stabiliteit is belangrijk, maar doelmatigheid en afbakening zijn dat ook. De vraag is: hoe ontwerp je een regeling die robuust is én uitlegbaar?
  • Analyse in gewone taal:
    De BOR (bedrijfsopvolgingsregeling) biedt fiscale vrijstelling bij overdracht van ondernemingsvermogen binnen families. Doel: continuïteit van bedrijven waar werkgelegenheid en investeringen op het spel staan. Probleem: de grens tussen actief ondernemingsvermogen en passief beleggingsvermogen is vaag. Daardoor ontstaan constructies die de regeling oneigenlijk gebruiken. De beleidsvraag is: hoe houd je de BOR doelmatig, uitlegbaar en stabiel?

[Topickader] Wat is de BOR en waarom is die zo gevoelig? Doel: overdracht van familiebedrijven fiscaal versoepelen → behoud van werkgelegenheid.Mechaniek: vrijstelling van erf- en schenkbelasting op ondernemingsvermogen.Probleem: afbakening tussen actief/passief vermogen is complex → risico op misbruik.Oplossing: heldere definities, waarderingsregels, en meerjarig beleid zonder jaarlijkse koerswijzigingen.


7. WAT BETEKENT DIT VOOR DE PRAKTIJK? – ACHT OBSERVATIES VOOR DE ADVISEUR

“Minder knoppen betekent ook minder jaarlijkse patches. Dat is de prijs van vereenvoudiging.” — Pieter Grinwis (CU)

“Hebben = houden moet het uitgangspunt zijn.” — Tjebbe van Oostenbruggen (NSC)

“Ondernemers willen stabiliteit, geen jojo‑beleid.” — Meerdere panelleden

7.1 Ontwerp voor padsturing: tempo en timing zijn beleid

  • Politieke richting is belangrijk, maar het pad (tempo, volgorde, overgangsrecht) bepaalt de impact. Dat gold bij HRA, CO₂‑kop en ook bij IB‑stelselherziening.
    Wat je morgen kunt doen: modelleer meerjarige scenario’s (3–10 jaar), met daarbij expliciete aannames over indexatie, overgangsrecht en schokdemping.

    Quote: “Een afbouw die minder snel is dan de inkomensgroei, brengt mensen niet in problemen.”NSC

7.2 Minder afbouwpaden, progressie via tarief

  • De breed gedeelde richting is helder: verzilverbare korting + tariefprogressie, minder afbouwpaden.
    Wat je morgen kunt doen: breng bij cliënten de marginale‑drukkaart in beeld (waar pieken zitten), en simuleer het effect van samenvoegen/schrappen van afbouwpaden.

    Quote:
    “Je moet op één oogopslag in de tabel zien wat je overhoudt.”CU

7.3 Uitvoerbaarheid is randvoorwaarde (niet ‘na afloop’)

  • Iedere prikkel—of het nu Aof‑premiedifferentiatie of werknemersparticipatie is—valt of staat met definities, data en audits.
    Wat je morgen kunt doen: adviseer bij nieuwe regelingen een pilot + sunset + evaluatiecriteria (ex‑ante gedefinieerd), bij voorkeur koppeling aan bestaande bewijsbronnen (WBSO, erkende certificeringen).

    Quote:
    “Test het idee met een tijdelijke pilot; schaal op als het werkt.”D66 / Moderator

7.4 Consistentie tussen grondslag en prikkels

  • Het debat liet de spanning zien tussen generieke grondslagmaatregelen (rente/verlies) en gerichte prikkels (WBSO/Innovatiebox).
    Wat je morgen kunt doen: voer een ‘consistentie‑check’ uit bij innovatieplannen: knijpt de grondslag toevallig precies die investeringen die je met subsidies probeert te stimuleren?

    Quote:
    “De linkerhand moet niet subsidiëren wat de rechterhand beperkt.”Moderator

7.5 Stabiliteit vóór alles: stop het jojo‑beleid

  • Of het nu accijnzen, CO₂‑kop of BOR is: jaarlijks schuiven is erger dan een streng maar voorspelbaar pad.
    Wat je morgen kunt doen: adviseer bedrijven om investeringsbeslissingen te koppelen aan meerjarige tariefpaden (in plaats van jaar‑op‑jaar voordelen).

    Quote:
    “Leg een redelijke prijs vast en stop met jojo‑beleid.”NSC

7.6 Vermogen belasten: kies én commit

  • Het panel verdeelde zich langs de as eenvoud vs. nauwkeurigheid (platte heffing vs. werkelijk rendement). Elk pad vraagt discipline.
    Wat je morgen kunt doen: bouw client‑specifieke liquiditeitstoetsen in (bij illiquide assets), en ontwerp verliesverrekening + uitstel/spreiding vooraf, niet achteraf.

    Quote:
    “Verliesjaar en tóch 1% heffen? Dan wil je ook 1% aftrek bij verlies.”NSC

7.7 Transparantie over impliciete lasten

  • Niet‑indexeren is beleid, maar vaak onzichtbaar beleid.
    Wat je morgen kunt doen: maak voor bestuurders jaarlijks een ‘sluipdruk‑rapport’: waar creëren niet‑geïndexeerde drempels reële lastenstijging?

    Quote:
    “Niet‑indexeren is fiscale lafheid; wees expliciet.”CU

7.8 Werknemersparticipatie: effect valt of staat met box‑coherentie

  • Breed draagvlak voor werknemersparticipatie, mits de box‑behandeling coherent is en geen dry‑income creëert.
    Wat je morgen kunt doen: kies instrumenten (opties, RSU, SAR) per fase (start‑up/scale‑up/mature), met scenario’s voor exit‑piekbelasting en lock‑ups/bonusplafonds.

    Quote:
    “Transparantie over totale beloningsdruk is cruciaal om weglek te voorkomen.”Moderator

[Topic kader] Padsturing & overgangsrecht – praktijksjabloon Doelbeeld (eindplaat over 5–10 jaar)Tempo (jaarlijkse stappen, indexatie strategie)Transitie (bescherming lopende gevallen)Evaluatie (tussentijdse ijkmomenten)Communicatie (vooraf gecommuniceerd meerjarig pad)
[Topic kader] Uitvoerbaarheid & IT – minimum set Definities (eenduidig, auditabel)Databronnen (koppeling aan bestaande registers)Bewijs (bewijsstukken/verklaringen met lage last)Controlepad (audit trail)Sunset & review (automatisch aflopen zonder ‘bewijslast om te verlengen’)


8. SLOTREFLECTIE – EENVOUD ALS DISCIPLINE, STABILITEIT ALS VOORWAARDE

“Minder knoppen, minder uitzonderingen—en dan óók minder verleiding om elk jaar te repareren.”

“Wie innovatie wil, moet grondslagstabiliteit bieden en tijdelijke prikkels afbakenen.”

“Hebben = houden.”

8.1   Vier ontwerpprincipes die onder het debat lagen

  • Tijdspad boven snapshot
    Grote fiscale wijzigingen werken via verwachtingen, waarderingen en kapitaalkosten. Kies daarom expliciete meerjarige paden (met indexatie‑strategie) en houd je eraan.
    Concreet: leg accijns/CO₂/IB‑paden vast met bandbreedtes i.p.v. een exact punt.
  • Grondslag eerst, prikkel daarna
    Een coherent grondslag‑ en verliesregime voorkomt dat generieke regels de doelprikkels (WBSO, participatie) neutraliseren.
    Concreet: alle innovatie‑maatregelen door een grondslag‑consistentiecheck.
  • Verzilvering en voorspelbaarheid
    Zet richting verzilverbare kortingen en beperk afbouwpaden; organiseer IT en datastromen zó dat ‘hebben = houden’ geen belofte maar default is.
    Concreet: automatische toekenning waar mogelijk; terugvorderingen als uitzondering.
  • Sunset & evaluatie als standaard
    Nieuwe instrumenten krijgen einddatum en ex‑ante KPI’s (doelmatigheid/doeltreffendheid). Geen ‘eeuwige’ regelingen zonder bewijs.
    Concreet: kleine pilots (Aof‑differentiatie), schaal op bij bewezen effect.

8.2 Wat we níet moeten doen

  • Sluipdruk verstoppen via niet‑indexeren zonder expliciete verantwoording.
  • Jaarlijks jojo‑beleid op accijnzen, CO₂ of BOR.
  • Nieuwe prikkels stapelen zonder afbouw van oude instrumenten of zonder evaluatie.

8.3 Wat we wél moeten doen – een korte checklist

  • Kies: werkelijk rendement óf platte eenvoud — en commit.
  • Publiceer meerjarige paden met ijkmomenten; gebruik bandbreedtes.
  • Harmoniseer box‑behandeling bij werknemersparticipatie; voorkom dry‑income.
  • Standaardiseer waarderingsregels (bandbreedtes, safe harbors) bij vermogen/erf‑schenk/BOR.
  • Verlaag de systeemcomplexiteit: minder afbouwpaden, progressie via tarief.
  • Borg uitvoerbaarheid: definities, data, audits, sunset & review.

8.4   Epiloog – waarom de eenvoud wint

  • Deelnemers waren het opvallend vaak eens over doelen (eenvoud, voorspelbaarheid, rechtvaardigheid) en meer verdeeld over route en ritme. De rode draad: discipline. Eenvoud vraagt politieke zelfbeperking (minder knoppen), zakelijke voorspelbaarheid (padsturing), en technische degelijkheid (IT en handhaving). Het is minder spectaculair dan een nieuw tariefje, maar precies het verschil tussen een stelsel dat werkt en een stelsel dat elke augustus opnieuw gerepareerd moet worden.
    • Stelselvereenvoudiging vraagt disciplinering van politiek én praktijk. Minder knoppen betekent ook minder incident‑instrumenten bij koopkrachtbesognes. Adviseurs zullen vaker moeten werken met meerjaren‑scenario’s i.p.v. ‘patches’. 
    • Neutraliteit is geen dogma maar een routekaart. In woning, vermogen en ondernemerschap is de volgorde (timing) minstens zo belangrijk als het eindbeeld. 
    • Zet in op consistentie van prikkels. Wie innovatie wil, moet grondslagstabiliteit bieden en tijdelijke stimulansen afschermen met sunsets en evaluaties. 
    • Automatisering en ‘hebben = houden’. Techniek (data‑koppelingen, realtime‑voorspellers) bepaalt of verzilverbare kortingen praktisch werken. Uitvoerbaarheid is geen bijzaak maar randvoorwaarde. 
    • Vermogensheffing: kies en commit. Ofwel werkelijk rendement met stevige uitvoering, ofwel platte eenvoud met hard overgangsrecht en liquiditeitswaarborgen – halfslachtig ontwerpen creëert litigatie en arbitrage. 

Wie de ochtend in Nieuwspoort samenvat, ziet geen partijen die het oneens zijn over doelen (eenvoud, voorspelbaarheid, rechtvaardigheid), maar wel over route en instrumentarium. De kunst van het weglaten (minder knoppen, minder uitzonderingen) vraagt politieke discipline én een architectuur die schokken dempt: overgangsrecht, padsturing en evaluatie‑ankers. Voor fiscalisten is dat misschien minder spectaculair dan een nieuw tariefje of een frisse korting – maar op de lange termijn juist het verschil tussen een stelsel dat werkt en een stelsel dat constant gerepareerd moet worden. 


NOOT VAN DE REDACTIE 

Dit is een verhalend, maar vaktechnisch verslag. Citaten zijn geparafraseerd voor leesbaarheid; inhoud en accenten zijn gebaseerd op het debat zoals gevoerd in Nieuwspoort op 14 oktober 2025. Voor formele duiding blijft de wettekst leidend, net als geautoriseerde partijprogramma’s en CPB‑doorrekeningen. 

IETS BESPREKEN? PLAN WAT IN, VIND IK LEUK!

Tags:
Share this article on:
Newsletter

Sign up for our monthly newsletter to stay up to date.